Blegny-mijn : De geslaagde geschiedenis over de omschakeling van de steenkoolmijn van Argenteau-Trembleur naar een historisch erfgoed.
Blegny-mijn vandaag © Blegny-mijn |
De steenkoolmijn van Argenteau-Trembleur is gelegen op het grondgebied van de gemeente Blegny, in het noordoosten van Luik, het voorland van Herve. De mijn is op het platteland gelegen, een hondertal meters boven het maasniveau, en is de laatste concessie in het noordoosten van het Luikse bekken.
Het belang van het domein bestaat enerzijds in de omschakeling naar een toeristische attractie en een industrieel erfgoed en anderzijds in het behoud van de twee schachten uit verschillende tijdperken (XIXe en XXste eeuw), waarvan de meest recente nog steeds in bedrijf is en de toegang tot de ondergrondse galerijen op -30 en -60 meter voorziet.
I. Historiek
II. De omschakeling
III. Erkenning door UNESCO
IV. De toekomstplannen
I. Historiek
De mijn in de jaren 30 (© Blegny-mijn ) |
De steenkoolontginning begint vanaf de XVIe eeuw onder impuls van de monniken van de abdij Val-Dieu, die reeds eigenaars waren van een steenkoolgebied. De eerste concessie, die van Trembleur, toegekend in 1779 aan Gaspard Corbesier, kenmerkte het begin van de industriële uitbating. De nakomelingen verkregen ook de concessie van Argenteau, nabij gelegen. De twee vennootschappen, in totaal 879 ha, werden verenigd in 1883 maar de maatschappij werd ontbonden in 1887. De activiteit werden toen voor 30 jaar stilgelegd.
Een nieuwe vennootschap werd in 1919 opgericht door enkele industriëlen onder de naam "N.V. Steenkoolmijn van Argenteau". In 1922 nam de familie Ausselet het beheer in handen en steeg de productie snel tot een capaciteit van 84.000 ton per jaar in 1931 (tegen 10.000 ton tot aan de sluiting in 1980).
Dan komt wereldoorlog II waarin Schacht 1 en de kolenwasserij opgeblazen werden. De ontginning ging verder via de schacht 2, Schacht "Marie", maar aan een vertraagd tempo. Tijdens de periode 1942-1948 werden Schacht 1 en de kolenwasserij terug opgebouwd, daarna hernam de volledige productie. In 1970 bereikte de jaarlijkse productie een record met 232.000 ton met een bezetting van ± 680 personen.
In 1975 besliste het Ministerie van economische en sociale zaken de stopzetting van de staatssubsidies aan de Waalse mijnindustrie. Eén voor één gingen de overblijvende Luikse zetels dicht. De zetel van Argenteau-Trembleur kreeg de twijfelachtige eer om als laatste haar productie te stoppen op 31 maart 1980.
De mijn in de jaren 70 (© Blegny-mijn ) |
II. De omschakeling
De sluiting had tot een definitief einde van de steenkoolmijn van Argenteau-Trembleur kunnen leiden. De site zou verkommerd zijn tot een industriële ruïne, blootgesteld aan vandalisme en wildgroei.
Door de onvolprezen en vrijblijvende inzet van de provincie Luik, en in het bijzonder de heer gourverneur Gilbert Mottard, heeft men een blijvende herinnering aan de Luikse mijnwerker kunnen bewaren voor het nageslacht.
In 1978 werd besloten tot de omschakeling en de uitbreiding tot een toeristisch centrum. In 1980 heeft de provincie Luik de eigendommen aangekocht, en de eerste bezoekers daalden al begin juni 1980 af in de ondergrondse galerijen, twee maanden na sluiting.
De bemaling van het ondergrondse mijnwater naar de bovengrond zorgde voor grote problemen.
In 1983 loste de Waalse gemeenschap het probleem op door te investeren in het domein om de rondleidingen te laten doorgaan op de verdiepen -30 en -60 meter.
Dankzij de nauwe samenwerking tussen de Waalse Gemeeschap (ondersteund in 1994 door het Waals gewest en heden door het commissariaat generaal van toerisme) en de provincie Luik, ondersteund door de toeristische federatie en de gemeenten Blegny en Dalhem, bijgestaan door de twee regionale verenigingen, steeg het jaarlijks bezoekersaantal snel tot 50.000 bezoekers.
Door gebruik te maken van de Europese fondsen heeft de infrastructuur van het museum en het domein, vanaf 1990, een ware facelift ondergaan die het educatieve aspect en de ontspanning ten goede kwamen.
De grens van 100.000 bezoekers werd in datzelfde jaar nog overschreden, in de daaropvolgende jaren liggen de bezoekersaantallen tussen de 140.000 en 160.000 per jaar.
III. Erkenning door UNESCO
Sinds 1 juli 2012 is Blegny-mijn, samen met 3 andere belangrijke mijnsites van Wallonïe Grand-Hornu in Bergen, Bois-du-Luc in La Louvière en Bois-du-Cazier in Charleroi, erkend als wereldpatrimonium van UNESCO.
De vier sites hebben, in nauwe samenwerking met de administratie van het erfgoed, het instituut van Waals erfgoed en alle betrokkene instanties, een beheerplan voor de volgende 15 jaar opgemaakt dat zich inschrijft in te volgen richtlijnen van de Waalse organisatie van het werelderfgoed.
Meer info : erkende mijnsites van Wallonïe en erkende sites door Unesco.
IV. De toekomstplannen
Centrum voor de interpretatie van de energie
Blegny-mijn bestudeert, in samenwerking met de gemeente Blegny en met de steun van de provincie Luik en het waals gewest, de ontwikkeling van een centrum voor de interpretatie van de energie, om zo de steenkool in een algemeen geheel, van de energetische noodzakelijkheden van vandaag en morgen, voor te stellen.
Blegny-Mijn maakt deel uit van de Route van het vuur in het land van Luik, de vzw Pays des Terrils, het VVV-kantoor van de Benedenmaas, de Toerisme Wallonië-Brussel, de v.z.w. P.I.W.B. (Patrimoine Industriel Wallonie-Bruxelles), de v.z.w. MSW (Musées et Société en Wallonie), de vereniging van de industriële musea in de Euregio Maas-Rijn, de netwerken PISTE (Patrimoine Industriel, Scientifique et Technique), ERIH (European Routes of Industrial Heritage) et AICIM (Accès Informatisé aux Collections des Institutions Muséales).